zaterdag 30 december 2017

Meestervervalser Clifford Irving


Vervalsen is niet zo'n fraaie bezigheid, maar een meestervervalser heeft wel wat in zijn mars. Vandaag werd bekend dat Clifford Irving vlak voor de kerst op 87-jarige leeftijd is overleden. Toen hij in 1968 een boek over de Hongaarse meestervervalser Elmyr de Hory schreef kwam hij op het idee om de autobiografie van Howard Hughes te schrijven. Zonder zijn medeweten. Dat ging mis.

In een ruige versie van mijn boek over Marten Toonder senior had ik een paar alinea’s aan Clifford Irving gewijd, die ik uit het uiteindelijke manuscript schrapte. Aanleiding was het hoofdstuk over Johannes Eterman, de vibrerende kunstenaar die als Terpen Tijn in de Bommelverhalen van Seniors zoon Junior onsterfelijk werd. Eterman schilderde Oude Meesters, die hij voorzien van echtheidscertificaten voor veel geld verkocht. “Geen vervalsingen”, schreef Marten Toonder junior vergoelijkend in zijn autobiografie, “maar originelen, geschilderd met verven die hij zelf gemaakt had volgens de recepten van de Ouden”.

Jan Gerhard Toonder, ook een zoon van Senior en broer van Junior, schreef in 1976 naar aanleiding van zijn ervaringen met Eterman een stuk over meestervervalsers, die hij persoonlijk had gekend. In de jaren vijftig woonde Jan Gerhard Toonder grote delen van het jaar op Ibiza. Daar leerde hij Elmyr de Hory kennen, die zelfgemaakte werken van Picasso, Matisse, Braque en Modigliani verkocht. Clifford Irving, die ook een huis op Ibiza had, vond dat wel een inspirerend verhaal en schreef in 1969 Fake! The story of Elmyr de Hori, the Greatest Forger of our time.

Het inspireerde Irving om met Richard Suskind de autobiografie van de mysterieuze Amerikaanse miljardair Howard Hughes schreef. Ze putten uit oude artikelen over het wilde leven van Hughes en de rest verzonnen ze. Een uitgever bood een miljoen dollar, nadat Irving hem op de mouw had gespeld dat Hughes aan zijn levensverhaal meewerkte. De schrijvers rekenden erop dat Hughes nooit zou reageren. De excentrieke miljardair leefde al sinds 1958 als een kluizenaar, die nergens meer op reageerde. Het bleek een misvatting. In 1972 meldde Hughes telefonisch dat hij Irving en Suskind nooit had ontmoet. Tot zijn dood in 1976 zweeg Hughes verder.

De autobiografie van Howard Hughes ging de geschiedenis in als het "beroemdste ongepubliceerde boek van de twintigste eeuw." Irving werd uiteindelijk tot tweeënhalf jaar gevangenis veroordeeld, waarvan hij er zeventien uitzat. Suskind bromde vijf maanden. In 2005 werd de zwendel van Irving verfilmd in The Hoax met Richard Gere in de hoofdrol. De film werd positief ontvangen, behalve door Irving. Hij noemde het een vervalsing van een vervalsing. 

Dat De Hory, Irving en ook eerder ook Van Meegeren tegen de lamp liepen kwam volgens Jan Gerhard Toonder doordat ze behalve intelligent en getalenteerd ook eerzuchtig en ijdel waren. Dat was volgens hem een verschil met Eterman, die als een ware Terpen Tijn “geestelijk helemaal vrij” wilde zijn en niet door materiële rijkdom overmoedig werd. Hij bleef gewoon in zijn bovenwoninkje aan de Haagse Johan van Hoornstraat wonen.

Erik de Graaf

woensdag 27 december 2017

Geduldig wachten op Economische Zaken


Hartje zomer 2017, vlak na de langste dag kwam de Omgevingsvergunning voor de NAM-locatie in Warffum in de krant. Zes weken kregen we de tijd om een Zienswijze in te dienen bij het ministerie van Economische Zaken. Dat lukte. Midden in de zomervakantie, met vereende krachten. Een race tegen de klok. Driehonderdzevenenvijftig personen (357!) ondertekenden de Zienswijze, die half augustus werd ingestuurd. Daarnaast werd een tiental zienswijzen ingediend door individuele Warffumers en door organisaties als het Openluchtmuseum Het Hoogeland en de Bond Heemschut. Ook de gemeente Eemsmond stuurde de minister een bezwaar. Niet slecht. De NAM geeft energie, dat moet je ze toegeven.

In augustus vermoedden we dat we begin oktober een Reactienota van het ministerie konden verwachten. Op basis van ervaringen van deskundigen uit vorige procedures. Zonder garantie voor de toekomst. De maand september verstreek. Het werd oktober. Half oktober nam ik eens contact op met de advocaat, die ook nog niets had ontvangen. Eind november sprak ik een oud-bestuursrechter, die vond dat ze er wel lang over deden in Den Haag. Misschien duurt het zolang, sprak hij hoopvol, omdat ze in onze Zienswijzen lastig te weerleggen argumenten waren tegengekomen. Ik hielp het hem hopen, van harte. Ik ken de oud-bestuursrechter als een optimistisch mens, maar vrees dat het lange wachten eerder aan een cynisch gebrek aan belangstelling en prioriteit bij EZ ligt.

De reactie komt waarschijnlijk vlak voor de kerstvakantie, hoorde ik mezelf regelmatig zeggen. Het is gebruikelijk om zulke vervelende momenten te kiezen, zodat de tegenstander onmiddellijk onder tijdsdruk staat. Inmiddels is het 27 december. Al na de kortste dag en kort voor het nieuwe jaar. Ik begreep dat het ministerie een half jaar heeft om te reageren. Daarna kunnen ook nog uitstel nemen. Ja, zij wel. Daarna hebben wij weer vier weken, die we overigens met een paar weken kunnen verlengen. We wachten rustig af en zijn klaar voor de volgende stap.

Ik wens iedereen, behalve de NAM, een succesvol 2018!

Erik de Graaf

PS: de foto boven dit stuk werd door Gerben Veenstra gemaakt bij de demonstratie tegen de NAM op 20 april van dit jaar in Warffum.

donderdag 14 september 2017

Opsporing verzocht in Roemenië!


Zevenendertig jaar geleden trok ik met mijn rugzak door Roemenië. Op zaterdag 13 september 1980 ontmoette ik in de trein naar Cluj een groep jonge Roemeense speleologen, las ik vanochtend in een oude agenda. Een week lang waren ze door Transsylvanië getrokken. Over bergen en door grotten. Nu reisden ze zingend terug naar huis. Voor Felix hoefde dat zingen niet zo. Hij begon een gesprek met mij. Over wat zij gedaan hadden en over wat ik daar in de trein deed.

Kort voor de eindbestemming Cluj stelde Felix me aan de rest van de groep voor. Op het station werd afgesproken dat ik eerst met Ovidiu mee zou gaan en ’s avonds mee zou komen naar het café om de speleologenexcursie af te sluiten. Ovidiu woonde in de binnenstad met zijn ouders. Zijn slaapkamer was volgeplakt met foto’s uit westerse popbladen. Op een leeg stuk muur had hij met dikke letters geschreven: "Good food, pretty women and plenty of freedom - what more could a man ask for?" De roep van een adolescent om vrijheid in een strenge dictatuur. Ik vergeet nooit zijn verbazing toen hij het zinnetje "valid for all countries in the world" in mijn paspoort las. Zelf was hij weleens in Rusland geweest. Daardoor wist hij dat het nog erger kon dan in Roemenië, vertelde hij.

Na de kroeg ging ik met Eugen naar huis. Daar kon ik overnachten, wat eigenlijk streng verboden was in het Roemenië van Ceausescu. Het maakte hem niet veel uit. Eugen behoorde tot de Duitse minderheid in Roemenië, daarnaast was hij homo. Dat voelde als een dubbele handicap in Roemenië anno 1980. Eugen woonde alleen in het huis van zijn overleden moeder. Overdag werkte hij, ’s avonds studeerde hij aan de universiteit van Cluj. Op zondag leidde hij me rond door de stad. Hij legde me de geschiedenis uit van de Daciërs als voorlopers van de Roemenen en vertelde over het moeizame en achtergestelde bestaan van een “duitsstammige” Roemeen.

’s Avonds bezochten we een disco voor geneeskundestudenten, waar ik voor één keer danste op muziek van Abba. Op het in het communistische Roemenië absurd klinkende "The winner takes it all". De volgende nacht logeerde ik bij Ovidiu. Ook hij trok zich weinig aan van Ceausescu’s voorschriften. Op maandagochtend 15 september 1980 bracht Ovidiu me naar de trein naar Sibiu. Van Eugen had ik de dag ervoor afscheid genomen. We hebben nooit meer contact gehad. Mij werd aangeraden geen namen en adressen mee over de grens te nemen. Ze vreesden voor hun studieplaats. Vanochtend vroeg ik me plotseling af wat er van die twee Roemenen zou zijn geworden. Op zolder vond ik een oude dia in een stoffige doos. Scherp is hij niet, wel authentiek.

Erik de Graaf

donderdag 3 augustus 2017

Warffum Alert: zienswijze in ontwikkeling


De werkzaamheden op de NAM-locatie in Warffum worden binnenkort voortgezet. Dat valt vandaag op te maken uit een mededeling op de website van de NAM. Wanneer met de klus wordt gestart staat er niet bij. Wel dat het een vervolg is op de onderhoudswerkzaamheden in het voorjaar.

Onderhoud? Ja, dat zei de NAM in het voorjaar ook. Maandenlang zijn ze ermee bezig geweest. Er werd toen niet gerept over vervolgwerkzaamheden in het najaar. Nee, het was maar voor even en de gewoonste zaak van de wereld. Een Open Avond op de locatie werd in allerijl afgezegd, omdat de NAM vreesde dat we met teveel zouden komen. We zijn toen toch maar gegaan in een demonstratieve optocht van 350 mensen. Er was geen koffie en koek, zoals beloofd. Wel bewaking.

Begin juli verscheen er zonder enige vooraankondiging Kennisgeving Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Inrichting Warffum. De stukken liggen vanaf 7 juli ter inzage op het gemeentehuis van Eemsmond. Tot uiterlijk 17 augustus kan “een ieder” zienswijzen insturen. Natuurlijk weer net midden in de vakantie. In een memo van het College van B&W aan de Raad van 17 juli, naar aanleiding van een gesprek met de NAM, staat dat de “restcapaciteit” van 1 miljard kubieke meter gas in het Warffumer Gasveld binnenkort zal worden gewonnen. Leegtrekken dus.


Behalve over een Omgevingsvergunning zal de discussie binnenkort ook gaan over een nieuw Winningsplan voor Warffum, ook weer om een oud Winningsplan te vervangen. In het derde kwartaal van 2017 zal het nieuwe naar verwachting openbaar worden gemaakt. Bij nieuwe Winningsplannen organiseert het Ministerie van Economische Zaken informatieavonden. Hou de aankondiging in de gaten, zou ik zeggen.

Aan het slot van het gemeentelijke memo van het College moppert de NAM “dat er onnodige onrust is ontstaan omdat de actiegroep en de media het reguliere onderhoud aan de installaties koppelden aan een toename van aardgasproductie. Dat was nadrukkelijk niet het geval.” Slechte lezers bij de NAM. In het Dagblad van het Noorden van 20 april 2017 zeg ik namens de actiegroep Warffum Alert dat we ons er zorgen over maken dat de NAM nu ook het laatste miljard uit het Warffumer Gasveld wil pompen. We zijn niet geschift bij Warffum Alert. We snappen wel dat er niet meer uitgehaald kan worden dan er inzit.


Warffum Alert heeft een Zienswijze opgesteld, waarin de minister wordt aangeraden te stoppen met de gaswinning in Warffum (en elders). Alle onderhoud is dus eigenlijk overbodig. Ontmanteling van de locatie is voldoende. Heel binnenkort wordt de Zienswijze op de site van de Groninger Bodembeweging geplaatst. “Een ieder” kan daar dan ondertekenen. Hou het in de gaten.

Erik de Graaf 

dinsdag 1 augustus 2017

NAM eigenaar Zuidpool


Nee, het gaat hier niet over Antarctica. Onder de kop NAM eigenaar Zuidpool meldde de roemruchte Ommelander Courant vorige week dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij de in 1852 gebouwde monumentale boerderij Zuidpool aan de Streeksterweg tussen Usquert en Uithuizen heeft aangekocht. Met een net zo monumentale slingertuin er omheen. Rijksmonument sinds 1978. Een trotse herenboerderij met gracht en tuin. Cultuurhistorie, maar hopelijk geen voltooid verleden tijd.

De boerderij Zuidpool werd in 1852 gebouwd door Harm Bruins ter vervanging van zijn boerderij aan de Oudedijk. Tegelijkertijd bouwde hij iets noordelijker in de Noordpolder de boerderij Noordpool, die door een medewerker werd bewoond. Zelf ging Bruins op Zuidpool wonen. Op stand. Hoe op stand? Dertig jaar eerder, in juni 1823, wandelden de jonge schrijver Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp van Warffum naar Uithuizen. “Beide zijden van de weg waren omkranst met boerderijen, die allemaal even groot en welgelegen waren”, schreef Van Lennep in zijn Dagboek over de wandeltocht door Nederland. “Men moet ze bezocht hebben om er zich een voorstelling van te kunnen maken. – Op elk huis stonden bliksemafleiders”. 

Bliksemafleiders, ongetwijfeld kreeg Zuidpool er ook een. Overal op voorbereid. Overal op voorbereid? De laatste jaren zag ik de boerderij Zuidpool in de steigers staan als ik er in het spoor van Van Lennep en Van Hogendorp langsfietste. Aardbevingsschade. Zoveel schade dat de bewoners nu al zeker anderhalf jaar (mijn schatting) in de containers op de paardenweide naast de slingertuin wonen. Vorige week zag ik dat de steigers waren verdwenen. De anders zo verzorgde tuin toonde de eerste tekenen van verwildering. Een romantisch bankje onder een oude boom zag er verdrietig uit.


Vorige week werd bekend dat Zuidpool door de NAM is aangekocht. Een zegen voor de voormalige eigenaren, maar of het voor het pand ook gunstig uitpakt is de vraag. Het is niet de eerste monumentale boerderij die in bezit van de NAM is gekomen. Eerdere aankopen staan al een poosje leeg. In Slochteren, in Huizinge, in Stedum en nu in Usquert. Vreemd toch dat zo’n rijksmonument nu in bezit van de NAM komt. Ik zie de NAM niet onmiddellijk als verdediger van cultureel erfgoed. Of de wettelijke bescherming van rijksmonumenten gegarandeerd is bij zo’n eigenaar durf ik te betwijfelen. 

Erik de Graaf

zaterdag 29 juli 2017

Moord op de Rotterdam Zuid-Amerika Lijn


Wie is de moordenaar? Om die vraag draait het in de detective Tim MacNab zoekt kopij, die schrijver en striptekenaar Marten Toonder (1912-2005) in 1937 op vijfentwintigjarige leeftijd schreef. Pas vier jaar later verscheen het eerste avontuur van zijn beroemde stripfiguren Ollie B. Bommel en Tom Poes in De Telegraaf.

Vijf jaar geleden werd het verhaal over Tim MacNab ontdekt in Toonders archief. Tachtig jaar nadat het geschreven werd ligt het nu eindelijk in de boekwinkel. Terecht, want het is een uiterst amusant, spannend en wervelend geschreven meesterwerkje. Talloze Bommelfans mogen in hun handen knijpen dat het boekje niet al in 1937 verscheen, want dan had Toonder zich misschien zijn leven lang aan verhalen over MacNab en kapitein Sixma gewijd en waren Bommel en Tom Poes nooit geboren.

Aan boord van het stoomschip Wega, een vrachtschip tussen Europa en Zuid-Amerika met zes hutten voor passagiers, wordt een moord gepleegd. Kapitein Sixma en de Amerikaanse journalist Tim MacNab gaan op zoek naar de dader, die zich aan boord moet bevinden. Alle passagiers komen onder het vergrootglas van de speurders te liggen. Net als je denkt te weten hoe de vork in de steel zit wordt er een tweede moord gepleegd. Op weergaloze wijze zet Toonder zijn lezers voortdurend op het verkeerde been, totdat de ware dader uiteindelijk bij een tussenstop in Las Palmas aan de politie kan worden overgeleverd.

Niet voor niets speelt het verhaal zich af op een schip naar Zuid-Amerika. Toonders vader, die in 1879 in Warffum werd geboren, bevoer tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog twintig jaar lang diezelfde route als kapitein op de Rotterdam Zuid-Amerika Lijn. In 1931 nam kapitein Marten Toonder senior zijn zoon een keer mee naar Argentinië. Junior had zijn examen gehaald en overbrugde zo de tijd tot aan zijn militaire dienst. Bovendien kon hij op volle zee goed nadenken over zijn toekomstplannen. In Argentinië besloot hij om tekenaar te worden. Senior vond “poppetjes tekenen” geen beroep, maar gaf zijn zoon een jaar de tijd om te bewijzen dat hij daarvan kon leven.

Kapitein Toonder (op de foto in tropenuniform met passagiers aan dek van zijn schip) was net als zijn zoon een creatieve geest. Op zijn zeereizen bouwde hij houten scheepsmodellen op schaal en hij vergat nooit een schildersezel mee aan boord te nemen. Hij schreef gedichten, dagboeken en brieven, terwijl hij pas op zijn drieëntwintigste had leren lezen en schrijven. Uit die brieven kon de jonge Toonder zich een goed beeld vormen van het leven aan boord. In de loop van de jaren dertig breidde de rederij het aantal passagiershutten uit om tegemoet te komen aan de vraag van joodse Europeanen, die voor Hitler naar Zuid-Amerika vluchtten. “Mijn passagiers gaan in Montevideo van boord om hun leven nog wat te verlengen”, schreef de kapitein in januari 1939 in zijn dagboek.


Zonder twijfel stond kapitein Toonder senior model voor kapitein Sixma. Kalm en bedaard overziet Sixma het slagveld op de Wega, terwijl de snelle MacNab het voortouw neemt bij het recherchewerk. De Amerikaan noemt de kapitein regelmatig “cappy” of “ouwe walrus”. Het lijken vooruitwijzingen naar Toonders stripfiguren Kappie en Kapitein Wal Rus, die later eveneens op vader Toonder waren geënt. Daarmee is Tim MacNab zoekt kopij niet alleen een “onbekende parel”, zoals detectiveschrijver Tomas Ross in het voorwoord schrijft, maar ook een vingeroefening van Toonder voor de Bommelverhalen.

Erik de Graaf

Deze recensie verscheen op vrijdag 14 juli 2017 in een licht door mijzelf ingekorte versie in het Dagblad van het Noorden.

maandag 5 juni 2017

Een Karbaat in een roman van Kundera


Minstens zestig donorkinderen had vruchtbaarheidsarts Karbaat. Dat schijnt hij tenminste zelf eens in een persoonlijk gesprek aan één van zijn donorkinderen te hebben verteld. Hij gebruikte zijn eigen zaad om de kinderwens van zijn patiënten te vervullen. Ongelooflijk. Dat verzin je toch niet.

Of toch wel? Ik had het gevoel dat ik dit verhaal lang geleden al eens gelezen had. Na enig zoeken vond ik in mijn boekenkast de roman Afscheidswals van Milan Kundera. Hij schreef het aan het begin van de jaren zeventig. In 1983 kwam de Nederlandse vertaling uit. Kundera was tenslotte booming in de jaren tachtig. Van De ondraaglijke lichtheid van het bestaan tot aan Het boek van de lach en de vergetelheid. Kundera’s boeken gingen als warme broodjes over de toonbank.

In Afscheidswals gaat het over een Karbaat in een kuuroord in Tsjechoslowakije. Dokter Skréta was gerenommeerd fertiliteitsarts met “een grote clientèle uit de hele republiek”. Zo vertelde hij het trots aan zijn vriend Jakub, die op bezoek was om afscheid te nemen. Jakub had toestemming om naar West-Europa te vertrekken (er stond tenslotte nog een IJzeren Gordijn) en wilde Skréta een door hem verstrekte zelfmoordpil terugbrengen. In de loop van een beklemmend relaas over overspel, abortus en een onbedoelde moord blijkt dat Skréta veel vrouwen in zijn kliniek van onvruchtbaarheid had genezen door zijn eigen zaad te injecteren. Hoeveel donorkinderen hij had wist hij niet, vertrouwde hij Jakub toe, maar die zag na Skréta’s bekentenis opeens tientallen jongens met uiterlijke overeenkomsten met de spermadokter. “En ze zijn allemaal broers”, volgens de arts. Skréta besprak met Jakub dat hij zelf nooit zijn vaderland zou verlaten. Hij wilde er alles aan doen om zich er thuis te voelen en “thuis voelen kun je je alleen tussen je eigen mensen”.

Kundera schreef Afscheidswals aan het begin van de jaren zeventig, niet lang na de onderdrukking van de Praagse Lente in 1968. Ik las het in de jaren tachtig als een absurde en trieste geschiedenis, te bizar voor de werkelijkheid. Inmiddels ben ik benieuwd of het boek in Karbaats boekenkast stond.

Erik de Graaf

vrijdag 26 mei 2017

De Bismarck op de Elbe bij Hamburg


In maart 1922 waren kapitein Marten Toonder senior en zijn vrouw Tine een paar dagen samen in Hamburg. Kort verlof voordat hij naar Zuid-Amerika zou vertrekken. De kinderen waren thuis. Marten junior was tien, Jan Gerhard acht. Vanuit een hotel aan de Elbe stuurden vader en moeder Toonder een prentbriefkaart van de Elbschloss Brauerei in Hamburg-Nienstedten naar huis. Onder de aanhef “lieve jongens” schreven ze hun kinderen dat ze zaten te wachten tot de Bismarck, het grootste passagiersschip ter wereld, over de Elbe voorbij zou komen.

De Bismarck werd in 1914 door de Hamburger scheepswerf van Blohm & Voss gebouwd. Als laatste van drie oceaanreuzen in opdracht van de HAPAG, de Hamburg-Amerika Pakketvaart. De Bismarck volgde op de Imperator en de Vaterland. Ronkende namen in het tijdperk van het Duitse verlangen naar Weltpolitik. Keizer Wilhelm II doopte de Bismarck in juni 1914 onbedoeld. Eigenlijk zou een kleindochter van de vernoemde rijkskanselier dat doen, maar zij gooide jammerlijk mis. De keizer greep resoluut naar de champagnefles om de romp nog net op tijd te raken. Dat was een voorwaarde voor een behouden vaart.


Veel vaart zat er echter niet in tot 1922. Zes weken later brak de Eerste Wereldoorlog uit en de keizer vond zijn marinevloot even boven de passagiersschepen gaan. Het afbouwen van de Bismarck werd gestaakt. Samen met de Imperator lag het in de oorlogsjaren op betere tijden te wachten. De Vaterland lag in die jaren in New York aan de ketting. In 1917 werd het schip door de Amerikanen in beslag genomen en als Leviathan gebruikt om troepen naar Europa te verschepen. Na de Eerste Wereldoorlog werden de Imperator en de Bismarck in het kader van de herstelbetalingen aan Groot-Brittannië toegewezen. De Bismarck moest echter eerst worden afgebouwd. Het duurde nog drieënhalf jaar voordat de Bismarck Hamburg kon verlaten.

De Toonders waren op 28 maart 1922 getuigen van een gedenkwaardige uitreis. Op die eerste proefvaart liep het schip nog bijna in de Elbe vast in de modder, maar het kon uiteindelijk vlot worden getrokken. In mei 1922 vertrok de Duitse Bismarck herdoopt als Britse Majestic voor de White Star Line vanuit Southampton naar New York.

Erik de Graaf
(met dank aan Antoon Bosselaers voor de reactie op de passage over de prentbriefkaart uit mijn boek)

donderdag 18 mei 2017

Jena, DDR - 5 januari 1982


Om twee voor twaalf kreeg ik gisteravond een sms uit Berlijn. "Blase is overleden", las ik. Scheisse, dacht ik en ik sliep er onrustig van. Peter Rösch. Spitzname: Blase (op een oude foto uit 1983 in het West-Duitse Mutlangen; met rechts Roland Jahn). Hij werd 63. Veel te jong om te sterven. Moe en verdrietig redde ik me vandaag door de dag. Met warme herinneringen aan een goed mens. Ik schreef ooit een blog over zijn arrestatie in 1981 en de daaropvolgende dood van zijn vriend in de Stasi-gevangenis. Ruim vijfendertig jaar geleden leerde ik Blase in Jena kennen. Het was een gedenkwaardige avond.

Op 5 januari 1982 woonde ik in Jena, een broeinest van “staatsvijandelijke hetze” in de DDR, een discussieavond in een kerkelijke jongerengroep bij. Keine Moneten für Raketen (“geen poen voor raketten”) was het thema midden in de Koude Oorlog. Ik had blijkbaar het gevoel iets bijzonders bij te wonen. Een paar dagen later schreef ik in de trein naar huis een verslag, dat ik thuis keurig uitwerkte. Ik beschreef de discussies van die avond op twee A4’tjes en bewaarde ze keurig voor later. Tien jaar na mijn bezoek aan Jena stuurde Gerold "Hilli" Hildebrand me drie andere A4’tjes, die hij in het archief van de Stasi over dezelfde discussie had gevonden. “Tijdens de avond was ook een Hollander aanwezig”, schreef de gevreesde geheime dienst. "Von diesem war nur der Vorname Erik bekannt”.

Door Hilli’s vondst in de Stasi-archieven kon ik twee verslagen van één avond met elkaar vergelijken. In mijn verslag lees ik dat de bijeenkomst geopend werd met een praatje over de bijbelse “van-zwaarden-tot- ploegijzers”-tekst. Dominee Konstantin Stanescu leidde de verdere discussies. Hij hield zelf een korte inleiding over defensie-uitgaven van de NAVO en het Warschau Pact, geïllustreerd met Finse cijfers, die weer van Britse cijfers waren afgeleid. Het westen gaf veel meer uit bewapening dan het oosten, concludeerde Stanescu. Een lastige vergelijking, vonden anderen.

Halverwege de avond werd ineens een asbak geleegd. Geldinzameling voor Polen, het was tenslotte kort na het verbod van Solidarnosc in december 1981. “Munten en bankbiljetten vliegen over de tafel de asbak in”, lees ik in mijn verslag. “Twee meisjes nemen op zich dat er goederen gekocht worden en dat die ook in Polen terechtkomen. GEEN GELD VOOR DE MILITAIRE DICTATUUR, wordt er geroepen”. Het werd laat. We bleven met een klein groepje achter. Ik beëindigde mijn verslag met het antwoord op een vraag aan Konstantin Stanescu of hij als dominee naar West-Duitsland zou mogen reizen. “Ja”, antwoordde hij, “maar dan moet ik gebruik maken van privileges die jullie niet hebben en dat wil ik niet.” Dat leek me consequent, een man naar mijn hart.

Maar helaas. Het Stasi-verslag dat ik tien jaar later onder ogen kreeg was geschreven door de Stasi-informant Konstantin Stanescu. De dominee dus. In het verslag gaf Stanescu aan dat hij de jongeren duidelijk wilde maken dat de oorsprong van de wapenwedloop overduidelijk in het westen lag en dat de bewapening van het Warschau Pact een noodzakelijke inhaalslag was (Nachrüstung) om de Verenigde Staten militair bij te benen. Blijkbaar was dat niet goed door zijn publiek begrepen, vond hij, want Stanescu meldde zijn kameraden teleurgesteld dat twee personen (volgens het verslag “buiten de orde om”) een protestbrief wilden schrijven, waarin ook de ontwapening van het Warschau Pact werd geëist. Eventueel zelfs eenzijdig.

Stanescu beschrijft net als ik de actie voor Polen, maar zonder sympathie. Zijn doel was het informeren van zijn bazen over staatsvijandelijke acties, zoals dat in Stasi-jargon heette. De spion berichtte dat Ute HINKELDEY (de hoofdletters zijn van Stanescu) al contacten met Polen had en de opdracht kreeg de “Hilfsaktion zu konkretisieren”. Twee jaar later leerde ik Ute opnieuw kennen. Nu in West-Berlijn, nadat ze er na eindeloze pesterijen van de Stasi mee had ingestemd de DDR met haar gezin te verlaten. Over privileges gesproken.

Erik de Graaf

zaterdag 6 mei 2017

Een glaasje prik bij meneer Van Hanegem


Morgen wordt Feyenoord kampioen, dat zit er tenminste dik in. Vandaag is het 47 jaar geleden, dat Feyenoord als eerste Nederlandse voetbalclub de Europacup voor landskampioenen won. Een herinnering met wat plaatjes uit mijn Feyenoord-plakboek uit het seizoen 1969-1970. En een tip voor twaalfjarigen die overmorgen niet van hun moeder naar de Coolsingel mogen.

Na verlenging werd de finale in Milaan met 2-1 van het Schotse Celtic Glasgow gewonnen. Doelpunt van Bengt Ove Kindvall (spreek uit: Oewe Tsjintwal). Televisiecommentator Herman Kuiphof (spreek uit: HerrMann Tsjuiphof) riep: “Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk? Het was mogelijk. De Europacup I kwam voor het eerst naar Nederland. De volgende dag stonden 140.000 fans op de Rotterdamse Coolsingel voor de huldiging van de kampioenen. Bijna iedereen was er voor mijn gevoel, behalve ik. Ik mocht niet van mijn moeder. Ze vond het niet verantwoord om een jongen van twaalf naar die drukte te laten gaan. En mijn vader kwam niet op het idee om me te begeleiden op die dag van mijn leven. Veel vergelijkbare voetbaldagen zijn er sindsdien niet geweest. Toegegeven.

Twee dagen na de overwinning der overwinningen vierde ik mijn eigen feestje. Op vrijdag 8 mei 1970 fietste ik met mijn vriendje Gerco Visser vanuit Vlaardingen dwars door Schiedam en Rotterdam naar Zuid. Uiteraard zonder dat ik dat mijn moeder verteld had. Uit Topclub Feyenoord Jaarboek No. 1 van Phida Wolff had ik de adressen van mijn favoriete spelers uit mijn hoofd geleerd. Eerst reden we naar de Immanuel Kantstraat, waar mijn held van het winnende doelpunt in een flat op nummer 236 woonde. Het duurde even voor de lift beneden was om ons naar de (in mijn herinnering) zevende of achtste verdieping te brengen. Toen de liftdeur open ging stond daar niemand minder dan “Kein Geloel”-Ernst-Happel, waarvan ik al wist dat hij op nummer 348 woonde. Happel nam onze hartelijke felicitaties op karakteristieke wijze brommend in ontvangst.


Boven aangekomen belden we aan. Ove [Oewe] deed persoonlijk åpen [Zweeds voor open]. We feliciteerden hem, kregen een handtekening en vertrokken tevreden naar onze volgende held. En daar laat mijn geheugen me een beetje in de steek. In mijn herinnering woonde Van Hanegem in dezelfde flat, maar volgens mijn roemruchte Topclub Feyenoord woonde hij een paar straten verder aan de Molenvliet op nummer 76. Waarschijnlijk was ik een poosje verdoofd door de ontmoeting met de matchwinner. We zijn dus blijkbaar nog vijfhonderd meter naar de Molenvliet gefietst. 

Mijn geheugen functioneert weer vanaf het moment dat we op nummer 76 aanbelden. Truus van Hanegem opende de deur. Keurig netjes vroegen we of meneer Van Hanegem thuis was, omdat we hem wilden feliciteren met de Europa Cup. Aanvankelijk bleven we voor de deur staan, maar toen we op Truus’ vraag antwoordden dat we helemaal uit Vlaardingen waren komen fietsen moesten we binnenkomen. “Helemaal uit Vlaardingen, Willem”, riep ze door de gang. Alsof Vlaardingen achter Milaan lag. Vol respect voor onze prestatie ontving de kersverse Europees kampioen ons in zijn bescheiden huiskamer. Na een glaasje prik, een koekje, een handtekening en veel vriendelijke woorden fietsten we het hele stuk terug naar Vlaardingen. 

Erik de Graaf

PS: dit licht gewijzigde stuk plaatste ik vier jaar geleden ook al op deze blog. Andere stukken over Feyenoord vind u hier.

vrijdag 5 mei 2017

Herr Novotny in Sjeveniengen


Onderstaande tekst sprak ik uit op de Dodenherdenking op 4 mei 2017 in de Jacobikerk in Uithuizen

Toen ik twaalf was ging ik met mijn ouders en mijn jongere broertje en zusje op vakantie naar Oostenrijk. We logeerden in een rustig dorp in Karinthië, ergens in de buurt van de Wörthersee. 1970 was een goed jaar voor mij. Feyenoord had net de Europa Cup gewonnen, Mungo Jerry stond op 1 in de Top 40 en ik verheugde me erop om na de zomer eindelijk naar de middelbare school te gaan. Dat was mijn belevingswereld. En ik had zin in de vakantie.

In de Oostenrijkse boerderij vierden nog twee families vakantie. Een gezin met kinderen van mijn leeftijd uit München en een, in mijn jonge ogen, ouder echtpaar uit Gelsenkirchen. De kalende man had een rond hoofd, een snor én: hij miste een arm. Herr Novotny, zo heette hij, ontving de nieuwe vakantiegangers uit Nederland enthousiast en vertelde al na drie zinnen dat hij weleens in Nederland was geweest, in Sjeveniengen. Hij had mooie herinneringen aan zijn tijd in Nederland, vertelde hij. Pas later aan het oostfront was de oorlog een hel geworden.
Mijn vader reageerde als door een adder gebeten. Inhoudelijk weet ik niets meer over de gesprekken tussen mijn vader en Novotny, maar in mijn herinnering ligt er een zware spanning over die twee vakantieweken in Oostenrijk. Een Duitser van een bepaalde leeftijd die trots vertelde dat hij “weleens” in Nederland was geweest. Dat was onverdraaglijk.

Mijn vader was zeven toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, mijn moeder bijna vijf. Ze groeiden op onder de rook van Rotterdam. Op 14 mei 1940 was dat zelfs letterlijk het geval. Het bombardement op Rotterdam behoorde tot hun vroegste jeugdherinneringen. Vaak hadden me ze al verteld hoe ze in de verte de rookwolken boven Rotterdam zagen optrekken. Een onuitwisbare herinnering.

Oorlogsverhalen. Mijn ouders vertelden ze vaak. Vooral over de hongerwinter, aan het eind van de oorlog. Over het vriendje van mijn vader, dat wormen at. Of over mijn tante Sien, die lange voettochten maakte naar familie op het platteland, maar de meegekregen aardappelen op de terugweg bij een controle bij een NSB’er moest inleveren. Die hongerwinter zat diep. “Als een Duitser ‘bitte’ zegt moet je antwoorden dat we die we al genoeg hebben gevreten in de oorlog”, leerde mijn vader mij onderweg door Duitsland. Hij doelde op de suikerbieten in de hongerwinter.
Verhalen, verhalen, verhalen. De Tweede Wereldoorlog (en elke andere oorlog) is niet alleen een dik boek over harde wereldgeschiedenis, maar ook een vat vol dagelijkse, persoonlijke verhalen. Verhalen maken de mens. Misschien ben ik door al die verhalen historicus geworden. En docent Duits.

Afschuwelijke verhalen vertelden mijn ouders, maar we kennen ze helaas veel gruwelijker. Als Warffumer staat me altijd het verhaal van Benjamin Broekema voor de geest. Hij werkte op het land bij Harrenstein op de boerderij Groot Hoysum richting Den Andel toen hij de oproep kreeg om hij zich te melden om naar het doorgangskamp in Westerbork te gaan. Harrenstein zei nog tegen hem dat hij beter kon onderduiken, maar uit angst voor de gevolgen voor zijn gezin meldde hij zich toch bij het station. Hij verbleef maar kort in Westerbork. Op 15 juli 1942 zat Broekema in de eerste trein, die vanuit Westerbork naar Auschwitz vertrok. Daar werd hij een maand later, op 17 augustus 1942, vermoord. Drie maanden later waren zijn moeder Reina, zijn vrouw Sara en zijn dochters Reina en Rachelina aan de beurt. Op het monument in Kamp Westerbork herinnert een door buurman Kuilder gemaakte familiefoto aan hen.


Of denk aan de Knorringa’s uit Uithuizen. In juli 1942 werd de veehandelaar Sally Maurits Knorringa uit de Schoolstraat met zijn zoons Carel van 20 en Betto van 18 opgepakt en naar Westerbork gestuurd. Vier maanden later moest ook Geertje Knorringa naar Westerbork. Mocht, vond ze zelf, want ze verheugde zich erop haar man en haar jongens daar weer te zien. In het kamp zag ze haar man Sally en haar zoon Betto terug. Niemand wist op dat moment dat Carel Knorringa al drie maanden eerder in Auschwitz was vermoord.
In oktober 1942 was de tweeëntachtigjarige Johanna Knorringa-Van Zuiden in Westerbork overleden, ruim een half jaar later overleed haar 88-jarige echtgenoot Comprecht in het doorgangskamp. Sally en Geertje Knorringa werden in 1943 naar Auschwitz gedeporteerd, hun zoon Betto naar Sobibor. Ze kwamen geen van allen terug en worden, met de overige slachtoffers uit Uithuizen, herdacht op het monument buiten deze kerk.

De joodse journalist Philip Mechanicus maakte een tweede monument voor opa Comprecht Knorringa. In zijn dagboek beschreef Mechanicus het overlijden van zijn barakgenoot Knorringa:
“Het dodenmasker weerspiegelde een reine, gave, goede mensenziel. Zo oud als hij was, was hij de Benjamin van de barak geweest. Deze keer geen koud cynisme, dat de onafgebroken opeenvolging van doodsgevallen in de toeschouwers wakker roept, maar spontane deernis. De lieveling van allen was heengegaan”.

Ik ben van na de oorlog, maar vertel de verhalen weer verder aan volgende generaties. Aan mijn kinderen, maar ook op mijn werk op een school in Appingedam. Een paar jaar geleden heb ik een project voor de brugklassen opgezet over de Tweede Wereldoorlog. Een paar weken geleden werd het voor de derde keer werd uitgevoerd. Het was de bedoeling om de leerlingen erachter te laten komen wat zich in de oorlogsjaren in hun eigen woonomgeving had afgespeeld. Dus van Termunten tot Roodeschool en van Ten Post tot Delfzijl. Het was voor de derde keer een bijzondere ervaring.

We begonnen de projectweek in de Molenberg in Delfzijl met het toneelstuk Issy en Sophius, gespeeld door de Groningse theatergroep De Steeg. Het stuk ging over twee joodse broers uit Winsum, die in de oorlogsjaren wreed uit hun normale leven met voetbal, kattenkwaad en verliefdheden werden gerukt, doordat ze verplicht een Jodenster moesten dragen, van de gewone school in Winsum werden geweerd en uiteindelijk met hun ouders naar Auschwitz werden gedeporteerd. Wie daar naar links moest ging naar de gaskamer, wie naar rechts mocht moest werken. De familie uit Winsum overleefde de oorlog niet. De dertienjarige Michel schreef een dag na het theaterbezoek in een recensie:
“Op het eind kwamen de foto’s van de familie uit het decor tevoorschijn. Het hele publiek werd hierdoor erg stil. Het was erg indrukwekkend”.


In de volgende dagen fietsten de leerlingen langs oorlogsmonumenten en -herinneringen in Appingedam, Holwierde en Delfzijl, bezochten ze een synagoge, gingen ze op excursie naar Westerbork en vroegen ze in hun familie en eigen woonomgeving naar oorlogsverhalen. Een leerling uit Eenum, die van tevoren zeker wist dat er in zijn dorp niets was gebeurd, had aan het eind van de week drie Eenumer oorlogsverhalen opgerakeld, een ander kwam met foto’s uit de oorlog op school en weer een ander met een brief van het Rode Kruis over een veroordeling van zijn overgrootvader in het Duitse Duisburg. Honderdzestig leerlingen presenteerden hun bevindingen aan het eind van de week in een tentoonstelling in de kantine, die bezocht werd door ouders. Ik was onder de indruk van de beleving en van het resultaat. In feite hadden ze nieuwe verhalen ontdekt.

Niet voor niets zijn de persoonlijke verhalen hét thema van de 4-mei-herdenkingen van dit jaar. Verhalen houden het verleden levend. Zolang de verhalen verteld worden en namen van de slachtoffers genoemd, blijven ze in de herinnering. En met die herinneringen in ons hoofd kunnen we de slachtoffers van oorlog en onderdrukking herdenken. Verhalen -  herinneringen – herdenkingen. Ze helpen ons om de barbarij uit de oorlogsjaren niet te vergeten, maar ook om het onrecht van onze eigen tijd te herkennen, te bestrijden en te voorkomen. Ook dat lijkt me een plicht aan hen, die we vandaag herdenken.

Erik de Graaf

dinsdag 2 mei 2017

Mijn jeugd - een gedicht van kapitein Marten Toonder senior


Op de honderdste geboortedag van de striptekenaar Marten Toonder, vandaag vijf jaar geleden, begon ik aan wat anderhalf jaar geleden uitmondde in een biografie van zijn vader met de titel Marten Toonder senior. Van eierzoeker tot zeekapitein. Vader Toonder werd in 1879 in Warffum geboren en overleed in 1965 in Leiden. In het archief van de Toonders vond ik een paar jaar geleden drie versies van een gedicht dat de vader na de geboorte van zijn zoon schreef. Eén handgeschreven op een groot vel papier, één handgeschreven in een schrift en één getypt. Het was geen groots gedicht van de man die nog geen tien jaar kon lezen en schrijven. Het is wel aangrijpend, vol emotie, weemoed en trots. Marten Toonder senior, eerste stuurman op de Phecda van de rederij Van Nievelt Goudriaan & Co, blikte terug op zijn eigen bikkelharde jeugd in Warffum en op Rottumeroog en sprak de hoop uit dat zijn zoon Marten later op een zonniger jeugd kon terugkijken. 

Mijn jeugd

Wanneer ik soms alleen ben, met gedachten zoo vrij
Vaak denk ik aan vroegere tijd
Aan mijn jeugd vol ontbeering, en toch wordt hij vaak
Nu ik man ben in stilte benijd
Ik zie nog die duinen, zij verheffen hun kruinen
Zoo statig, met mos groen begroeid
Met hun heuvels en dalen, waar ik liep te dwalen
Vol dartelheid, nimmer vermoeid

Steeds toonloos en rustig klonk de golfslag der zee
Zij zong dan voor mij steeds haar lied
Soms krulden zij hun kruinen en beukten de duinen
Door mij van hun toppen bespied
Als des avonds de zon vaak, reeds neigde ter kimme
Dan liep ik nog barvoets aan ‘t strand
En tuurde over ‘t water, en dacht hoe ik later
Zou varen naar ieder vreemd land

Mijn kleeding was schamel, want Moeder ontbrak
Met haar liefde, door mij nooit gekend
Ik ontving geen liefkoozing, en hoe klein ik nog was
Toch werd ik door niemand bemind
Wel dacht ik eens na, als ik maatjes soms hoorde
Over schoolgaan en over het vak
Waar zij voor wilden leeren, en verder studeeren
Naar hun keuze, wat zelve toch sprak
Dan gevoelde ik dat het leven mij niet was gegeven
Als aan hun die steeds vroolijk vol lust
In hun hoofdje geen zorgen, en iederen morgen
Door Moeder lief wakker gekust

Dan had ik behoefte, aan steun en aan liefde
En voelde dan ‘t doornige pad
Vond zoo vroeg mij misdeeld dan, en de wereld zoo koud
Als ik zag wat een ander bezat

Doch de lieve natuur, en mijn vrije omgeving
Waren niet als het menschdom zoo wreed
Zij waren mijn vrienden en verstootten mij niet
Zij verzachtten mijn kinderlijk leed;
Door een ieder miskend, dat werd mij een prikkel
Het staalde mijn moed en mijn wil.
Gedaan was mijn leed, ik gevoelde mij sterk
Al was mijn omgeving steeds kil.

De zee, mijn vriendin, zij wenkte van verre
Zij fluisterde stiltjes en zacht
Kom luister naar mij, ik maak u tot man
Al wordt gij door ieder veracht
Ik ging haar bevaren, en zij hield steeds haar woord
Van knaap maakte zij mij een man
Zij leerde mij vlijt, gehoorzaamheid, trouw
Zoo goed als een vader dit kan.

Nu echter is het leed en ontbeering geleden
En word ik niet meer als vroeger misacht
‘k Sta thans op één lijn met velen van vroeger
Die het leven meer geluk had gebracht.
Ja mijn leed is geleden, ik heb liefde gevonden
Twee oogjes reeds kijken mij aan

Zij vragen deemoedig, om niet zoo als vader
Alleen op de wereld te staan
Goddank heeft de Schepper, mij die liefde gegeven
Mij de plicht ingeprent om met vreugd
Tot een man hem te maken, met een ferm karakter
Met een vroolijke zonnige jeugd
Als vergoeding hiervoor slechts, vraag ik achting en liefde
In latere dagen mijn vreugd
Zal zijn dat mijn zoon, als hij man is kan zeggen
Ik had toch een zonnige jeugd!

Marten Toonder senior (1912)

zondag 30 april 2017

Op de Brocken


Het nadeel van een wandeling door de Duitse natuur is dat je nooit als eerste op de plaats van bestemming aankomt. Altijd is een grote Duitse dichter je voor geweest. Zo ook afgelopen vrijdag bovenop de Brocken, met 1142 meter de hoogste berg in de Harz.

Na een urenlange tocht langs beekjes door naaldbossen stonden we eerst oog in oog met Johann Wolfgang von Goethe, die de top al op 10 december 1777 had bedwongen. Niet in fris voorjaarsweer vanuit Schierke onder aan de berg, zoals wij, maar midden in de winter door dertig centimeter sneeuw vanaf het Torfhaus aan de westkant van de berg. De boswachter Degen ried Goethe af verder naar boven te lopen. Het was te mistig, vond hij, te gevaarlijk. Maar Goethe was eigenwijs. Hij overwon de top en schreef er dertig jaar later over in de Faust.


Zevenenveertig jaar na Goethe maakte mijn held Heinrich Heine zijn wandeling door de Harz. Zijn tocht van Göttingen over de Brocken naar Ilserode beschreef Heine in Die Harzreise uit 1826. Aan zijn aankomst op de hoogste top herinnert weer een tweede monument, een paar stenen verder dan dat van Goethe. Heine trof het niet boven op de Brocken. Het gemiddelde aantal mistige dagen per jaar op de berg is 306 (gemeten sinds 1836). Uit een aan de meester toegedichte passage in het Gipfelbuch op de Brocken trof Heine zo’n mistige dag:

Grosse Steine
Müde Beine
Saure Weine
Aussicht keine

Heinrich Heine

Wij hadden vrijdag wel geluk op de Brocken. Het was koud, er dwarrelde hele fijne sneeuw, maar het uitzicht was prima. De puffende stoomtrein van Schierke naar boven en terug namen we niet. Dat deden Goethe en Heine tenslotte ook niet. Beneden in het dorp waren de voorbereidingen voor de Walpurgisnacht in volle gang. Met andere woorden: Goethe was ook alweer eerder beneden.

Erik de Graaf

zondag 16 april 2017

Eisler op de vlucht


Antifascist, avant-gardist, muziekwetenschapper, communist, componist en ga maar door. Hanns Eisler (1898-1962) schreef naast talloze strijdbare liederen en het Oost-Duitse volkslied ook muziek voor theaterstukken van Bertolt Brecht (hierboven rechts met Eisler) en voor films van Joris Ivens, Fritz Lang en Charlie Chaplin. Eisler was veelzijdig. Consequent en eigenwijs van vroeg tot laat. Gevierd en verguisd, en dat vaak door dezelfde mensen. Zijn levensloop vertelt een even boeiend als gruwelijk stuk geschiedenis van de twintigste eeuw. De Eerste Wereldoorlog, de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland, de Tweede Wereldoorlog, de pijnlijkste momenten van de Koude Oorlog en de opbouw van het communisme in de DDR. Vaak was Eisler onderweg in zijn leven, meestal op de vlucht. “Eisler on the go”. Alsof hij altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plek was.

Na 1933 kon de joodse communist zich maar beter niet meer in Duitsland vertonen. Na omzwervingen door Europa verbleef Eisler vanaf 1938 in de Verenigde Staten, waar hij muziek maakte voor Brecht en voor Lang en Chaplin in Hollywood. Hij schreef er een boek over filmmuziek met Theodor Adorno. Wat moest je anders in ballingschap? Na 1945 begon in Amerika een fanatieke veldtocht tegen het communistische gevaar. Als belangrijke zondebok werd Gerhart Eisler gezien. Hanns’ broer zou een spion van de Sovjetunie in de VS zijn. Volgens hun zus Ruth Fischer, die in 1936 wegens trotskisme in Moskou bij verstek ter dood was veroordeeld, was haar broer zelfs een atoomspion. In een proces tegen Gerhart trad Ruth op als getuige van de aanklager, terwijl Hanns voor de verdediging van zijn broer sprak. Chaplin kon zich niet voorstellen dat Shakespeare tegen dit soort drama op kon.

In mei 1947 begonnen de verhoren van Hanns Eisler door de onderzoekscommissie naar “un-American activities”. Commissielid Richard Nixon noemde de kwestie Eisler “misschien wel de belangrijkste die door de commissie was behandeld”. Chief-investigator Stripling noemde Eisler de “Karl Marx van de muziek”. Steun van Chaplin en Leonard Bernstein kon niet voorkomen dat Eisler in 1948 uit de VS werd uitgewezen. Eisler on the go. Eisler op de vlucht. Woody Guthrie schreef er een prachtig nummer over. Ik kan Guthries uitvoering nergens vinden maar die van Billy Bragg is ook mooi.

Erik de Graaf

PS: gisteren gaf ik een inleiding over Eisler bij een concert van het Eisler Trio in het kerkje van Breede bij Warffum. Dit is een fragment uit mijn verhaal.

vrijdag 14 april 2017

Warffum Alert! Demonstratie tegen gaswinning


En dan ben ik ineens actievoerder. Pffff. Veel reacties kreeg ik deze week op mijn blog over het Open Huis bij de NAM-locatie in Warffum. Er ontstond een actiegroep onder de naam Warffum Alert! Aanstaande donderdag 20 april demonstreren we tegen de gaswinning in Warffum en in het algemeen (verzamelen tussen 18.00 en 18.30 uur in A.G. Bellstraat voor Het Hogeland College voor een vreedzame tocht richting NAM-locatie). Er is genoeg gas gewonnen. Alarm! Het is tijd voor duurzame energiebronnen.

Wat is er nu eigenlijk in Warffum aan de hand? Vlak naast het grote Groninger gasveld ligt het kleine Warffumer veld. Het is een van de honderden kleine gasvelden in Nederland, waaruit al dertig jaar gas wordt gewonnen. Het Warffumer veld strekt zich uit onder het hele dorp. Op het kaartje zie je hoe dicht het bij het Groninger veld ligt. Er zit hooguit honderd meter tussen bij het bruggetje bij de Oude Weersterweg. Het Warffumer veld ligt wel veel hoger. Op 2000 á 2500 meter onder het oppervlak. De Groninger veld ligt op ongeveer drie kilometer diepte. Ze raken elkaar dus niet. Het gaat ook om ander gas: in Warffum om hoog calorisch gas, in het grote Groninger veld is het laag calorisch.

In de noordpunt vlak onder de Middendijk is de NAM-locatie. Vandaaruit wordt in drie richtingen gas gewonnen (zie de pijltjes). Eén tak gaat onder het hele dorp door tot ongeveer bij de ijsbaan. Uit die well (zo noemen ze dat, geloof ik) is in de afgelopen tien jaar bijna vier miljard kuub gas (3.911.000.000) getrokken (volgens mijn laatste gegevens, maar verbeter me waar dat nodig is). De andere richtingen lijken sinds 2003 niet meer in gebruik te zijn. Van de oorspronkelijke acht miljard kuub gas is er nog één over. Dat laatste gas willen ze in de komende jaren uit de grond trekken.

Volgens een brief van de NAM aan een beperkt aantal Warffumers vindt in april en mei groot onderhoud plaats, maar het valt omwonenden op dat er al langere tijd verhoogde activiteit op de locatie is. Vermoedelijk gaat het om voorbereidingen om het laatste gas uit het Warffumer veld te winnen. Volgens een deskundige van Milieudefensie zijn de laatste “restjes” vaak het zwaarst. Daar is groter materieel voor nodig. Zwaardere compressoren om de druk erop te houden. In Bierum levert dat overlast op door een laag frequent geluid. Misschien worden die twee stille boorrichtingen ook weer in “ere” hersteld. Dat blijft gissen. Want duidelijkheid is niet NAM’s grootste kwaliteit. Ik vind het ontstellend dat zelfs de provincie en de gemeente nauwelijks lijken te worden geïnformeerd. Na vragen van D66 in Provinciale Staten en een motie in de raad van Eemsmond is minister Kamp om opheldering gevraagd.

De gaswinning onder Warffum is natuurlijk peanuts in vergelijking met die uit het grote Groninger veld. Toch is er veel bevingsschade in Warffum, hoewel het dorp aan de rand van het bevingsgebied ligt. Huis-aan-huis bijna op de wierde, van kleine tot forse schade. In het buitengebied staan boerderijen die zwaar onder bodemdaling te leiden hebben. De bevingen deden de rest. Het wordt tijd dat er eens goed onderzocht wordt wat de samenhang tussen velden voor gevolgen heeft. Maar nu eerst maar eens stoppen met die gaswinning. Dan kan ik weer wat leuks gaan doen.

Erik de Graaf

PS: het is zoals geschreven moeilijk info te vinden. Veel bronnen zijn tegenstrijdig. Laat het weten als iets anders is. Waar nodig wijzig ik. 

zondag 9 april 2017

NAM houdt open huis in Warffum


In januari was het veertig jaar geleden dat ten noorden van Warffum een boortoren van de NAM werd bezet. Vijf actievoerders beklommen het bouwwerk op een gure winterdag in 1977. Ze vermoedden dat in Warffum stiekem onderzoek werd gedaan naar mogelijkheden om radioactief afval op te slaan. De actievoerders werden op de grond ondersteund door tientallen sympathisanten. Na een bezetting van tien uur in regen en windkracht 9 stapten de bezetters in een hoogwerker van de Mobiele Eenheid. Einde actie.

Het was misschien wel de eerste actie tegen de NAM in Noord-Groningen. Inmiddels zijn er vele acties gevolgd. Gelukkig is er geen radioactief afval in Noord-Groningen opgeslagen, maar de gevolgen van de gaswinning zijn even desastreus. Ook in Warffum, dat aan de rand van het gasgebied ligt, is vrijwel huis-aan-huis bevingsschade aan woningen, boerderijen en scholen. Sinds dertig jaar wordt ook gas gewonnen uit het kleine Warffumer gasveld. Precies op de plek waar veertig jaar geleden de boortoren werd bezet.


Vorige week werd bekend dat Economische Zaken toestemming heeft verleend om de gaswinning in 28 kleine gasvelden in het land fors te verhogen. Ook in Warffum. Zonder overleg met de plaatselijke bevolking en met het gemeentebestuur en zonder enige openbare procedure. De gemeenteraad van Eemsmond nam vorige week met algemene stemmen een motie aan, waarin stond dat minister Kamp zonder fatsoenlijk overleg de gaskranen niet verder open mocht draaien. Met overleg overigens ook niet, wat mij betreft.

Gisteren ontvingen de bewoners van de noordkant van Warffum een brief (ten zuiden van de Juffer Marthastraat heeft volgens mij niemand de brief ontvangen), waarin werd uitgelegd dat in april en mei groot onderhoud op de NAM-locatie wordt uitgevoerd. Over de verhoogde gaswinning wordt gezwegen. In de brief worden we wel uitgenodigd om de NAM-locatie op donderdag 20 april te komen bezoeken. Er is dan een inloopsessie van 19 tot 22 uur, waar “van alles te horen en te zien valt over de locatie Warffum en aardgas in de breedste zin van het woord”. De feesttent staat er al.


Zet het alvast in uw agenda. Dan kunnen we vertellen dat we niet van de productieverhoging gediend zijn, maar dat we de NAM geen strobreed in de weg leggen als ze de gaswinning in Warffum stopzetten. Er staat nergens in de brief dat de inloopsessie alleen voor omwonenden is. Er wordt wel gevraagd even van tevoren per mail bij de NAM aan te melden. En het is verboden te fotograferen. Dat u het weet.

Erik de Graaf
Warffum-Noord